Voor later
„We hebben een klassenfoto!" roept Otto
meteen
wanneer hij thuis de keuken binnenkomt.
Zijn moeder buigt zich net voorover om iets
uit
de oven te schuiven. „Leg hem maar even in de
kamer," zegt ze, „ik zal hem straks bekijken."
Otto legt de envelop op de televisie. Zijn
eigen
'één' ziet er hier thuis toch iets minder
perfect uit
dan hij dacht. Eigenlijk is hij nogal bibberig.
Hij haalt de foto vast uit de envelop.
Wanneer
zijn moeder ernaar vraagt, zal hij de envelop even
vluchtigjes heen en weer wapperen en het bedrag
noemen. Dan moet het wel lukken.
Als ze tenminste niet gaat zeuren over de prijs. Ze
zeurt altijd over prijzen.
„Het is een heel mooie dit jaar," bereidt
Otto
haar maar vast voor wanneer hij weer terug is in
de keuken.
Ze knielt net voor de oven waar de klep
van
openstaat. Op een plaat, die ze er half uitgescho-
ven heeft, liggen witte ronde bollen.
„Appelbollen!" roept Otto blij.
Zijn moeder heeft een theekopje in haar
hand
met een trillerig spulletje erin. Met een kwastje
smeert ze het op de bollen.
„Waarom doe je dat?" vraagt Otto.
„Dan krijgen ze een mooi bruin korstje."
Otto knikt. Hij proeft ze al bijna.
„Nou, laat je foto maar eens zien," zegt
zijn moe-
der en loopt naar de kamer terwijl ze haar handen
aan haar schort afveegt. Otto stopt de envelop
snel in zijn schooltas, want eigenlijk kan hij hem
beter helemaal niet laten zien. Hij kan de prijs
toch gewoon zeggen, of gelooft ze hem soms
niet? Mooi is dat, een moeder die haar eigen kind
niet eens gelooft.
„Waar ben jij?" vraagt ze.
„Nou gewoon, hier," zegt Otto. Zou ze
gezien
hebben dat hij de envelop verborg?
„Nee, op de foto bedoel ik."
„O." Hij loopt naar haar toe en wijst
zichzelf aan.
Hij staat er nogal stom op. Hij staat er altijd stom
op. Het enige dat hij weet voor foto's is gekke
bekken trekken, maar bij schoolfoto's mag dat
niet.
„O! Wat sta je er leuk op! En wie is dat
meisje
naast je?"
„Nou, gewoon," bromt Otto. Ze wil ook
altijd
alles weten.
„Daar ben je zeker verliefd op, he?" vraagt
ze
met zo'n giechellachje.
„Ach, helemaal niet," mompelt Otto. Daar
gaat
ze nu vast iedere dag naar vragen. Steeds met dat
vreselijke lachje. „Nou," zegt hij ongeduldig. Hij
wil naar zijn kamer. „Wil je hem hebben?"
„Natuurlijk. We nemen ze toch altijd. Nee hoor,
dat is leuk. Die bewaren we heel zorgvuldig,
voor
later." Meteen loopt ze met de foto naar het laatje
onder de televisie. „Kijk, moet je maar eens zien.
Hier, van de kleuterschool. Wat een schatje was je
toen, he?"
Otto wil nu echt snel weg. Zijn moeder
staart
naar de kleuterfoto, waar hij ook al zo debiel op
staat.
„Zal ik maar zeggen dat het goed is dan?"
vraagt
hij nog een keer. „Ja joh. Natuurlijk. Vraag je vader
straks maar even om geld. Ik kom toch al te kort
deze week."
Daar had Otto even helemaal niet op gerekend.